|
|
VogeltrekHet is voor veel mensen een raadsel geweest dat er 's
winters veel vogels verdwenen en er waren dan ook veel theorieën in omloop om
dit fenomeen te verklaren. Aan het begin van de zeventiende eeuw dacht men
bijvoorbeeld dat vogels 's winters naar de maan gingen, terwijl een andere
theorie zei dat zwaluwen de winter in de modder van meren en rivieren
doorbrachten. De afstand die vogels tijdens de trek afleggen verschilt
per soort en zelfs tussen individuen, omdat verschillende populaties en
verschillende leeftijdsgroepen verschillende trekpatronen kunnen hebben. Zo
overwinteren Spreeuwen uit Polen in Engeland, terwijl de Noordse Stern, die in
arctische en gematigde gebieden op het noordelijke halfrond broedt, overwintert
in Antarctische wateren. De afstand naar de wateren rond de Zuidpool bedraagt
zo'n 18.000 kilometer, dus Noordse Sterns leggen jaarlijks tenminste 36.000
kilometer af! Een andere bekende langeafstandstrekker is de Ooievaar. Vanuit hun
Europese broedgebieden trekken ze, vooral door van thermiek gebruik te maken,
naar zuidelijk Afrika. Tijdens de oversteek over de Middellandse Zee moeten ze
actief vliegen omdat er boven open water geen thermiek is. De Ooievaars proberen
dan ook zo veel mogelijk de open zee te vermijden en maken de oversteek bij
landengten zoals bij de Straat van Gibraltar, of vliegen zelfs helemaal via het
Midden-Oosten om de Middellandse Zee heen. Veel Europese broedvogels overwinteren in landen rond de
Middellandse Zee. Er zijn echter ook soorten die de Sahara oversteken om in hun overwinteringgebieden
in zuidelijk Afrika te komen. De Fitis bijvoorbeeld vliegt zowel westelijk als
oostelijk om de Middellandse Zee heen om in Oost-Afrika te overwinteren. Ringexperimenten hebben aangetoond dat veel vogels
terugkeren naar hetzelfde gebied om te broeden of te overwinteren. Hoe kunnen
vogels zo nauwkeurig navigeren? Hoe zetten ze hun koers uit op hun lange tocht
en hoe weten ze die te houden? Wetenschappers hebben verschillende mechanismen
gevonden waarop vogels tijdens de trek kunnen navigeren. Veel vogels, vooral zangvogels, trekken 's nachts, waarbij
ze zich op de sterrenhemel oriënteren. Dit is ontdekt door experimenten met
nachttrekkers. Andere experimenten met dagtrekkers hebben aangetoond dat vogels
zich ook op de stand van de zon kunnen oriënteren. Nog verbazingwekkender is
het dat ze hun koers gedurende de dag constant weten te houden, ondanks de
veranderende positie van de zon. Experimenten met Roodborsten hebben aangetoond
dat vogels ook een soort magnetisch kompas bezitten, waarmee ze zich kunnen oriënteren
op grond van het aardmagnetisch veld. Roodborsten bleken dit kompas alleen
tijdens de te trek kunnen gebruiken; standvogels, of vogels die in een kooi
werden gehouden, konden zich niet met dit kompas oriënteren. Hoe weet een vogel wanneer hij moet wegtrekken? Over het
algemeen vertrekken noordelijke trekvogels als het weer nog mooi en het voedsel
ruim voor handen is. Omgevingsfactoren beïnvloeden blijkbaar niet de
seizoensgebonden vertrekdatum. Voor sommige vogels is vastgesteld dat de
daglichtperiode een vertreksignaal inhoudt. Andere factoren die een rol kunnen
spelen zijn hormooncycli, die in verband staan met de hypofyse en sekshormonen.
Deze cyclus initieert het gehele jaar een aantal fysiologische processen, zoals
het begin van het broedseizoen, rui, trek, etc. Een vogel kan niet op de ene dag besluiten op weg te gaan
naar zijn overwinteringgebied en de volgende dag vertrekken. Hij moet er zeker
van zijn dat hij in goede conditie is. Daarom slaan vogels voordat ze op trek
gaan grote hoeveelheden onderhuids vet op. Ook stoppen ze onderweg op geschikte
plaatsen om 'bij te tanken'. Deze tussenstations zijn essentieel in de ecologie
van alle trekvogels. Een bekend tussenstation in Noordwest-Europa is de
Waddenzee, het getijdengebied tussen Nederland en Denemarken, waar miljoenen
vogels - vooral steltlopers - bijtanken voordat ze verder naar het zuiden
trekken. De echte vogeltrek
a. Wat is de betekenis of functie van de trek? b. Welke factoren veroorzaken het trekgedrag? c. Hoe vinden de vogels hun weg? Als we het over een echte vogeltrek hebben, dan denken
we aan vogels die hier broeden en in het najaar massaal naar het zuiden trekken (zomervogels). Fitis, Tjiftjaf, Tuinfluiter, Spotvogel en vele anderen zijn van die vogels waar je de klok op gelijk kunt zetten. In het voorjaar komt de Tjiftjaf rond 17 maart terug en ongeveer 6 dagen later volgt dan de Fitis. De Koekoek komt in de tweede helft van april en de Wielewaal als hekkensluiter pas in mei. Maar er zijn soorten bij, die zich niet vast houden aan vaste tijden. De Kievit bijvoorbeeld trekt pas weg als de eerste sneeuw valt of als de grond hard bevroren is. Het is duidelijk dat voedselgebrek hierbij een rol speelt. De Spreeuwen zijn minder goed te volgen. Een groot
deel van de spreeuwenbevolking verzamelt zich in grote vluchten van duizenden
en duizenden. Eind augustus en begin september beginnen zij al aan hun trek,
voordat er sprake is van voedselgebrek. Daar komt nog bij, dat een gedeelte van
de Spreeuwen de winter hier doorbrengt. Zelfs de strengste winters kunnen ze
hier overleven. Bij de Roodborstjes, Vinken en Mezensoorten zien we weer een wat ander verschijnsel. Van de vogels, die in Nederland gebroed hebben, brengen sommige hier de winter door, maar andere trekken weg. De familieleden uit het Noorden en Oosten komen hun plaats innemen. Dit is heel mooi waar te nemen bij de Roodborstjes. In september hoor of zie je ze haast niet, omdat velen al naar het Zuiden zijn vertrokken. En dan in oktober krijgen we ineens een invasie van Roodborstjes uit het Noorden. Deze lijken minder schuwen zitten vaak brutaal dichtbij te zingen, zelfs in de wintermaanden. De vraag die je hierna kunt stellen is: " Waarom gaan er zoveel vogels weg terwijl er ook zoveel weer komen”? Nog zo'n opmerkelijke bevinding: De Wielewaal komt eind april of begin mei en trotseert duizenden kilometers vanuit Afrika om hier snel een paar jongen groot te brengen. Hij vertrekt al in augustus en vliegt dan weer duizenden kilometers naar Afrika terug. Zo zijn er nog meer vogels die maar drie maanden in ons land vertoeven om daarvoor tweemaal de grote reis te aanvaarden. De vogels uit de landen van Noord-Europa moeten zelfs nog een grotere afstand afleggen om hun doel te bereiken. Het is een indrukwekkend gezicht om de najaarstrek waar te nemen. Deze is veel massaler dan de voorjaarstrek omdat ten eerste ze in een kortere periode plaatsvindt en ten tweede er veel meer vogels gaan dan er terugkomen. Daar de vogels niet graag over water vliegen, kunnen we de trek het beste aan de kust gadeslaan. Vooral waar stuwingen optreden, bijv. het uiterste puntje van Zweden (Falsterbö is hier bekend om), Gibraltar en de Bosporus, zijn van die plaatsen waar vele vogelliefhebbers de herfsttrek van reusachtige aantallen vogels kunnen waarnemen. Maar al blijven we dicht bij huis, dan is het nog altijd boeiend om te zien welke vogels er vertrekken en welke er in het voorjaar weer arriveren. |
U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen over deze
website verzenden aan John Colfoort
|