Album 2
Start Omhoog Feedback Inhoud

 

Start
Omhoog
Waarnemingen
Vogellogboek
Tuinvogels
Voeren
Vetbollen maken
Nestkasten
Veren
Topografie
Aantekeningen
Gastenboek
Links
Vogelsporen
Vogeltrek
Fröbelen
Berichten

 

horizontal rule

 

Vorige ] Start ] Omhoog ]
bullet

Kleine Zilverreiger

bullet

Ransuil

bullet

Knobbelzwaan

bullet

Grauwe Gans

 

Knobbelzwaan

Veldkenmerken. 145-160 cm. Verschilt van Kleine en Wilde Zwaan door oranje snavel met opvallende zwarte knobbel aan basis en aan sierlijke S-vormige nek. Poten zwart. Juveniele ongelijkmatige vlekkerige bruine bovendelen, wittige onderdelen en grijzige snavel en poten.

Knobbel zwaan.jpg (43963 bytes)

Knobbel zwaan1.jpg (52976 bytes)
Knobbelzwaan Drimmelen 44 stuks


Geluid. Zwijgzaam, maakt maar sissende geluiden als nest of jongen benaderd worden. Vleugelslagen maken luid fluitend geluid, dat kan worden weergegeven als hoog 'vao vao vao'.

Voorkomen. In veel landen geïntroduceerd. Standvogel, maar in sommige gebieden gedeeltelijk trekvogel en vormt dan elders groepen.

Habitat. In vele soorten open zoet, niet te diep water. Heeft graag weilanden in nabijheid om te grazen.

Voedsel. Voornamelijk waterplanten die van oppervlakte of onder water worden weg gegraasd. Graast ook op weilanden.

Grauwe Gans

 

drimmelen.jpg (36825 bytes) grauwe gans1.jpg (27230 bytes) grauwe gans2.jpg (81554 bytes) grauwe gans3.jpg (81250 bytes)
 Op de foto zijn de groepen grauwe ganzen te zien die overwinteren in de Noorder Polder van Drimmelen  naar L- Zwaluwe

In november  als de temperaturen zo rond of net onder nul zijn komen er veel ganzen in beweging. Veel soorten hebben de zomer doorgebracht boven de poolcirkel. Als het winter gaat worden trekken de oudere ganzen vanuit de noordelijke gebieden het eerst terug.De jongere ganzen volgen later. Veel ganzen bivakkeren zo net op de sneeuwgrens. Daarbij vliegen ze graag naar open gebieden waar veel gras groeit. De ganzen die in de zomer hier blijven zijn meestal grauwe ganzen. Hun aantal is de laatste jaren spectaculair toegenomen.

Door het jaar heen zien veel mensen ganzen in V-formaties overvliegen. Velen zien daarbij de V van vorst en denken dat het dan kouder wordt. Maar dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. Wat er waargenomen wordt is de zgn. slaaptrek. Bij zonsopkomst gaan de ganzen naar hun foerageerplaatsen om te eten. Tegen zonsondergang gaan de ganzen weer terug naar hun slaapplaats. Ze overnachten in grote groepen bij elkaar op grote zandplaten vlakbij water. Aan de rand van de groep zitten ganzen die extra waakzaam zijn en zo bij naderend gevaar de hele groep waarschuwt.

In tijden dat het harder gaat vriezen gaan de meeste ganzen naar plaatsen waar nog voedsel is te vinden. Ten zuiden van ons land maar ook in Engeland overwinteren veel ganzen. Opvallend is dat veel ganzen, wijs geworden door ervaring, Frankrijk niet zoveel bezoeken omdat daar intensief op ganzen gejaagd wordt. Door toename van de natuurgebieden in Nederland hebben de grauwe ganzen weer meer kansen en daarom neemt hun aantal toe. Sinds 1950 zijn ganzen beschermd.  

Ganzen zijn zo gevoelig voor temperatuur omdat hun verenpak het hele jaar door even dik blijft. Daarbij komt nog dat ganzen geen extra vetvoorraden in de winter hebben. De meeste ganzen kunnen met een gewicht van 1000 gram nog aardig wegkomen, maar is hun gewicht opgelopen tot 1200 gram dan hebben ze grote moeite met opstijgen en dus lopen ze gevaar als er roofdieren in de buurt zijn.  

In het najaar  kunnen grote groepen ganzen vooral in de nacht verder trekken. Hetzij naar het zuiden, als de sneeuwgrens vanuit het noorden zuidwaarts komt, hetzij naar het noorden weer terug als daar de omstandigheden weer beter worden.Vooral de kolgans is in de nacht goed te horen. Bij de Waddenzee en in Friesland overwinteren veel ganzen. Met de grauwe gans, die hier al is en de aanvliegende wintergasten kunnen soms spectaculaire aantallen gezien worden. Vooral bij strenge winters zoeken grauwe ganzen massaal de grote rivieren op.  Sommigen maken zich ongerust over het snelle toenemen van de aantallen ganzen. Dat toenemen komt voor een deel door de snelle toename van natuurgebieden. Men verwacht dat door natuurlijke selectie op den duur het aantal stabiliseert.

Ransuil

ransuil.jpg (141347 bytes)

Ransuil


Veldkenmerken. 36 cm. Lijkt op miniatuur-Oehoe of Velduil, maar donkerder, met langere oorpluimen dan Velduil. Vleugels langer dan van Bosuil. Gehele verenkleed bruin, zwaar gestreept. Gezichtssluier bleker dan Bosuil, veren rondom snavel grijs of vrijwel wit, doorlopend tot boven en onder ogen. Iris oranje. Nachtelijke levenswijze, maar wordt af en toe overdag gezien in de trektijd (kust). In de winter met enkele tot tientallen op gezamenlijke roestplaatsen, soms in kale bomen, maar zelfs dan nog verbazend moeilijk te ontdekken. Prefereert echter naaldbomen en coniferen. Zet oorpluimen rechtop en legt lichaamsveren plat bij verstoring. Broedt in verlaten nesten van andere vogels, meestal van kraaiachtigen en roofvogels.
Voorkomen. Algemeen en talrijk.


Habitat. In uiteenlopende beboste streken, zelfs in monotoon naaldbos, maar meestal niet in (hoog-)gebergte. Jaagt in gebieden met lage vegetatie, zoals moerassen, weilanden, akkers.
Voedsel. Voornamelijk woelmuizen, maar ook kleinere vogels.
Geluid. In het broedseizoen een laag, zwak, herhaald 'hoe'. In vlucht een scherp 'tiek', als van Meerkoet.

 

Kleine Zilverreiger

Veldkenmerken. 55-65 cm. Een kleine, sneeuwwitte reiger met slanke nek, lange, dunne, zwarte snavel, zwarte poten, en contrasterende gele tenen. Adult 's zomers met zeer lange veerpluimen op bovenborst, mantel en schouders, de laatste een losse 'mantel' vormend; twee lange kuifveren in nek afhangend. Vliegt bedaard op afgeronde vleugels, met ingetrokken kop en poten ver voorbij staart uitstekend.

Geluid. In de kolonie een raspend 'áááá"; buiten kolonie meestal zwijgzaam.

Voorkomen. Plaatselijk algemene broedvogel in kolonies.

Habitat. Broedt in bomen en struiken; meestal nabij kust- of binnenwater, vaak aan ondiep water in moerassen, lagunes, vloedlanden, poelen.

Voedsel. Voornamelijk kleine vis en amfibieën, en land- en waterinsecten; in minder mate garnalen, hagedissen, wormen, slakken, slangen en kleine zoogdieren. Fourageert overdag en in schemering, wadend in water of achter prooi aanrennend.

 

horizontal rule

 

Start ] Omhoog ] Waarnemingen ] Vogellogboek ] Tuinvogels ] Voeren ] Vetbollen maken ] Nestkasten ] Veren ] Topografie ] Aantekeningen ] Gastenboek ] Links ] Vogelsporen ] Vogeltrek ] Fröbelen ] Berichten ]

U kunt een e-mailbericht met vragen of opmerkingen over deze website verzenden aan John Colfoort
Copyright © 2009 Colfoort